Zoeken in deze blog

dinsdag 20 juli 2010

Mythische geschiedenis

De afgelopen week heb ik het boek "Holle Boomstammen, de historische mythen van Nederland ontleend aan Frans Vlaanderen " weer eens herlezen. De auteur, Albert Delahaye, heeft gedurende een groot deel van zijn leven onderzoek gedaan naar oorkondes uit de Merovingische en Karolingische periode welke traditioneel voor een deel op het huidige Nederland van toepassing worden geacht.
Delahaye komt echter tot de conclusie dat de geschreven teksten al honderden jaren verkeerd worden geïnterpreteerd. De honderden charters en registers die hij heeft onderzocht zijn volgens hem niet van toepassing op Nederland, maar op Frans Vlaanderen. Als Delahaye, al was het maar deels, gelijk zou hebben, moet het merendeel van onze vroegste geschiedenis herschreven worden.

De verwarring.
Volgens Delahaye is er in de basis sprake van een verwarring in de naam Noviomagus. Deze benaming komt voor in veel vroegmiddeleeuwse akten en wordt door Nederlandse en Duitse historici als Nijmegen gelezen. Vreemd genoeg worden dezelfde oorkondes door Franse historici anders geïnterpreteerd
Delahaye verklaart waar de begripsverwarring door is ontstaan. Volgens hem begint het in de 11e/12e eeuw met de opkomst van de "Nederlandse" administratie bij overheden en kerkelijke instanties. Documenten werden vrijwel allemaal in het Latijn opgesteld. Hierbij werden ook veel eigennamen van dorpen en steden verlatijniseerd. De stad Nijmegen werd door de klerken vertaald als Noviomagus. De stad Uttreg werd in de documenten genoteerd als Trajectum. Tot zover niets aan de hand....

De fout ontstond toen in 1590 door Johannes Smetius documenten uit de 8e en 9e eeuw (die zich niet in de omgeving van Nijmegen of in de context daarvan bevonden) waarin ook de plaatsnaam Noviomagus stond vermeld, van toepassing werden geacht op Nijmegen.
De volgende stap was dat men ging er gevoeglijk ook vanuit ging dat de stad Nijmegen in de Romeinse periode ook Noviomagus werd genoemd terwijl hier geen enkel bewijs voor is. Gevolg was wel dat het Noviomagus op de Peutinger-kaart werd gezien als Nijmegen.




Hierna werden zouden deze aannames door alle volgende historici, kritiekloos overgenomen zijn en op voortgeborduurd. Enkele voorbeelden van de daarop volgende historische conclusies die Delahaye ter discussie stelt zijn.
  • De Batavieren waren onze heldhaftige voorouders en bewoners van de Betuwe.
  • Karel de Grote liet in 777 een paleis bouwen te Nijmegen.
  • De Noormannen vielen ons land binnen via de monden van de rijn en de Franken due zich o.a. in Nederland in de Betuwe vestigden plunderde en beroofde. Het meest bekende hiervan is Dorestad dat traditioneel bij Wijk bij Duurstede wordt geplaatst.
  • St. Willibrord landde te Katwijk en stichtte te Utrecht de zetel van zijn missie.
  • St. Bonifatius, medewerker van St. Willibrord, werd te Dokkum vermoord.

Wat Delahaye in zijn boeken duidelijk probeert te maken is dat het "Noviomagus" uit de documenten uit de 8e en 9e eeuw onmogelijk Nijmegen kán zijn. Hij draagt zowel voorbeelden uit de context van de documenten aan als ander "circumstantial evidence".  Een kleine greep.
  • Er zijn in Nijmegen heel veel archeologische vondsten gedaan uit de romeinse periode maar geen enkele (!) vondst uit de Karolingische periode, de tijd van Karel de Grote.
  • In de bodemopbouw van een stad zijn altijd alle bewoningsperioden terug te zien. Een dergelijke laag voor het Karolingische tijdvak ontbreekt in Nijmegen.
  • Traditioneel wordt het Valkhof aangewezen als een restant of deel van het paleis van Karel de Grote. Hiervan heeft onderzoek aangetoond dat deze niet ouder is dan de 11e eeuw.  Dit is overigens wel al deels gerectificeerd. Bij het tekstbordje bij de kapel staat nu te lezen " "Het oudste nog bewaard gebleven Burchtonderdeel is de Sint-Nicolaaskapel, meestal foutief Karolingische kapel genoemd. Deze is omstreeks 1000 naar het voorbeeld van Karel de Grote's hofkapel te Aken gebouwd.."
  • De positionering van de plek van dit Valkhof ten opzicht van het centrum van de stad is zeer afwijkend van het stadspatroon van andere Karolingische residenties.
  • In de gedenksteen van keizer Frederik Barbarossa die in 1155 zijn burcht te Nijmegen bouwde, wordt wel vermelding gemaakt van een Romeins fort dat ervoor op die plek zou hebben gestaan. Van een Karolingische residentie wordt geen melding gemaakt. Dit is eens temeer bevreemdend daar Barbarossa een groot navolger van Karel de Grote was, wiens gelijke hij zich achtte. In vrijwel elke oorkonde van Barbarossa werd Karel er te pas en te onpas bijgetrokken om dat maar te benadrukken. De afwezigheid van diens naam op de steen is dan ook zeer opmerkelijk.
  • Het eerste autochtone archiefstuk van Nijmegen dateert uit 1196. Niet in Nijmegen, noch in de omgeving is een vroeger spoor van de stad, haar inwoners, handel, bestuur of rechtspraak aanwezig. Een stad met een dergelijke positie zou in tal van feodale rechten, leenverbanden, maar ook op het gebied van kerken, kerkelijke instellingen of personen met andere instellingen verbonden moeten zijn en haar sporen nalaten. In de omgeving blijkt niets daarvan. Ook in Rome, waar sporen van kerken, parochies en priesters zouden moeten zijn, is niets te vinden. Ook in de literatuur, muziek, sagen en legenden is geen spoor te vinden van een Karolingische residentie te Nijmegen.
  • Er is geen enkel bewijs dat het Romeinse Nijmegen Noviomagus zou hebben geheten.
Waar lag het Noviomagus, genoemd in de 8e en 9e eeuwse bronnen, dan wel? Volgens Delahaye te Noyon, een stad in het noordwesten van Frankrijk dat van oudsher (ook al in de Romeinse periode !) Noviomagus werd genoemd . De bewijzen lijken overduidelijk. Zo is van Noyon bekend dat enkele andere Merovingische vorsten er hun residentie hadden, zoals Chlotarius III en Pepijn de Korte en diens vrouw Bertha met de Grote Voet, de ouders van Karel de Grote.

Karel de Grote werd te Noyon tot koning der Franken gekroond en verder is de aanwezigheid van de Karolingers in deze stad archeologisch overduidelijk aangetoond.
In zijn boek draagt Delahaye nog vele andere contextuele en geografische argumenten aan die de aanspraak van Noyon op de vermelding van Noviomagus in de documenten sterk maken. Daarnaast worden er nog andere argumenten ter berde gebracht die verschillende Nederlandse historische waarheden ter discussie stellen. Zo beweert Delahaye, vrij overtuigend trouwens, dat het door Vikingen verwoeste Dorestad, helemaal niet Wijk bij Duurstede is, maar Audriucq, ook gelegen te Frans Vlaanderen. 

Als Delahaye inderdaad gelijk heeft staat een substantieel deel van de geschiedenis van Nederland tussen de 4e en de 10e eeuw op losse schroeven en moet dat vrijwel geheel herschreven of geschrapt worden. Een verbazingwekkende conclusie.

Maar wat ik persoonlijk aan het boek (of beter gezegd, de boeken) zo interessant vindt, is dat het loepzuiver aantoont, dat documenten in hun historische context beschouwd zouden moeten worden. Het discussie voeren over één passage uit een document en vervolgens de rest van het document negeren is volgens mij, op z'n zachts gezegd, niet handig. Eén document beoordelen en de rest van de documenten uit dat archief negeren is misschien nog wel veel onhandiger. Maar het interpreteren van documenten zonder de conclusies te onderbouwen op basis van (andere) archieven, archeologische vondsten, gebruiken, literatuur, sagen en legenden, kortom de "historische context" is iets wat we bij een Johannes Smetius in zijn "Oppidum Batavorum" nog wel kunnen voorstellen. Maar dat de assumpties van Johannes Smetius uit 1644 (!) nadien niet echt kritisch meer zijn onderzocht en dat de aanzet tot kritisch onderzoek werd (wordt?) weggehoond, is mijns inziens, verbazingwekkend.